Laboratoriummedewerkers in de histologie helpen mee in het macro- en microscopisch onderzoek naar cellen en weefsel die bij patiënten of proefdieren zijn uitgenomen. Na uitname dienen de cellen en weefsels eerst te worden gefixeerd om ze te beschermen tegen autolyse en bacteriën, waarna er microscopische preparaten van worden gemaakt. Hiervoor worden cellen van bijvoorbeeld een baarmoederhalsstrijk, een longspoeling of een lymfklierpunctie met bv. monolayer apparatuur op een objectglaasje gebracht. Weefsels worden ingevroren in vloeibare stikstof of ingebed in een blokje paraffine.
Van zowel het bevroren als het paraffineweefsel kunnen weefselplakjes van
4 micrometer worden gesneden en gemonteerd op objectglaasjes.
Weefsels en cellen zijn doorgaans transparant en kleurloos. Met behulp van
kleurstoffen kunnen kleurcontrasten in cellen en weefels worden aangebracht.
Bij de meeste kleurmethoden gaan kleurstoffen chemische bindingen aan met
verschillende weefselbestanddelen. Hierdoor verandert de golflengte van het
licht dat door de aangekleurde weefselcomponenten passeert, waardoor cellen
en weefsels zichtbaar worden. Met behulp van een microscoop kunnen de aangekleurde
preparaten worden bekeken en kan op basis van de morfologie en kleuren van
de cellen en weefsels een diagnose worden vastgesteld.
Wanneer er onduidelijkheid blijft omtrent de aandoening kan met behulp van immunohistochemie, electronenmicroscopie, in situ hybridisatie of kwantitatieve microscopie aanvullend onderzoek worden gedaan.